MANIFEST
Dit is geen manifest. Manifesten zijn gesloten, onwrikbare producten van een ideologie. De werkelijkheid is altijd complexer èn eenvoudiger. Wat mij betreft is mijn medium het beeld en niet het woord. Maar: een academische aanpak vraagt ook bewustzijn en verwoording van waarmee je bezig bent.
INSPIRATIE
Inspiratie is niet af te dwingen; dat is een gift. Je kan je er wel voor openstellen, bijvoorbeeld door veel te kijken naar kunst en naar de werkelijkheid om je heen (schetsboekje!). Verder zijn er altijd ambachtelijke werkzaamheden rond het schilderen die helpen de geest in de goede stand te krijgen. Gewoon beginnen dus!
BRONNEN
Inspiratiebronnen kan je overal tegen komen. Gebruik ze en leg ze ook weer op tijd weg; in belegen staat worden ze een belemmering.
DE ROL VAN WANHOOP
Als je met gevoel aan een werkstuk bezig bent, is er op enig moment altijd het gevoel van wanhoop, van twijfel, of het “ooit wel iets zal worden”. Die wanhoop is een teken dat je jezelf in het werk legt, dus als het met het werk tegen zit, zou het met jezelf ook tegen zitten. Maar hoe groter de wanhoop, hoe meer je uiteindelijk van het werk zult houden. Uit de grootste wanhoop komt vaak het mooiste werk voort. (Dat is geen wet van Meden en Perzen; het kan ook inderdaad helemaal niets worden).
BELEMMERING 1
“het moet lijken”. Dodelijk criterium! Er is niets mis mee om je figuratieve weergavetechniek te vervolmaken, maar het wordt pas interessant vanaf het moment dat je jezelf in je werkstuk legt, dus vanaf het punt dat je de werkelijkheid naar je hand gaat zetten. Als het “lijken” je belemmert wordt het tijd om het een tijdje uitgesproken niet te laten lijken.
BELEMMERING 2
“het moet mooi zijn”. Maar “Iets moois willen maken” is heilloos en werkt verkrampend. Schoonheid laat zich niet afdwingen; het sluipt er in als je even niet oplet, of het komt simpelweg niet. Overigens kan een werkstuk heel interessant zijn zonder schoonheid, of blijkt er bij nader inzien schoonheid te zitten in een obscure laag van betekenis.
BELEMMERING 3
“Over smaak valt niet te twisten”. Twisten is sowieso weinig zinvol, maar een gesprek hebben over een schilderij dat leidt tot een nieuw inzicht des te meer! In een analyse is al veel te zeggen over compositie, kleurgebruik, techniek, referentiekader etc., en dat kan al tot nieuwe inzichten leiden. Vervolgens kan worden uitgewisseld wat een werkstuk bij je losmaakt; welke associaties naar boven komen. Je kan nooit het gevoel van iemand anders ontkennen (daar valt zeker niet over te twisten), maar het uitspreken daarvan kan bij jou iets nieuws in beweging zetten en wellicht je manier van kijken verdiepen.
REFERENTIE
Aan de andere kant: alle manieren van werken, ook de meest abstracte, zijn gemaakt (en worden beleefd) vanuit het referentiekader van de figuratieve werkelijkheid. Schilderen is het manipuleren van de werkelijkheid. Werk je abstract niet vanuit vrije keus maar vanuit een onvermogen om figuratief te werken, dan mis je een essentiële vaardigheid.
HET HONGERIGE OOG
De "flow" van onderzoek en schepping brengt een bijzondere alertheid met zich mee ten aanzien van de wereld om ons heen: een scherpere waarneming; een bewustzijn van contrasten en tegenstellingen of juist van niet-verwachte overeenkomsten. Dit alles met de ongedurigheid om daar ook iets mee te gaan doen.
JE BEPERKING EXPLOITEREN
“Jezelf” in een werkstuk leggen kan op een prettige manier samengaan met de onvolmaaktheid van je techniek. Het vraagt wel alertheid om je fouten te zien en te gebruiken: daar kan je een thema van maken. Let vervolgens op: die thematiek kan je weer belemmeren om je techniek te verbeteren!
SCHILDEREN IS SUGGEREREN
Een schilderij wordt interessanter naarmate de kijker voldoende wordt geïntrigeerd om vanuit steeds minder aanzet steeds meer zelf in te vullen. Je kunt de kijker “lokken” met een smakelijk beeld, maar zou hem vervolgens met zijn observatie en interpretatie flink aan het werk moeten zetten.
SCHILDEREN IS MANIFESTEREN
Een deel daarvan is het opleggen van je wil. Maar een ander deel is het “laten gebeuren”; ruimte open laten voor het toeval. De kwast losjes aan de punt vasthouden. Lekker druipen! En steeds weer kijken wat er gebeurt.
LESS IS MORE, MORE OR LESS
Als een expressie met minder middelen kan worden bereikt, is het over het algemeen interessanter; het is vaak “raker”. Het is goed om dat te onderzoeken, maar wel in het besef dat in het proces van steeds meer weglaten de kijker af kan haken. Jijzelf bedenkt de dingen die je hebt weggehaald er steeds nog bij, maar de kijker heeft een frisse blik. Venturi: “Less is a bore”.
GELAAGDHEID
Een schilderij wordt interessanter als het meer lagen van waarneming heeft. De meest voor de hand liggende ligt in het verschil tussen de waarneming van dichtbij en van grotere afstand. Maar nog interessanter is de mogelijke gelaagdheid in betekenis; dat het vanuit verschillende manieren van kijken steeds iets anders kan betekenen. Dat merk je als je er een tijd over praat; je gaat dan steeds meer zien.
TIJDLOOSHEID
Het “inbrengen” van de derde dimensie in het platte vlak (diepte)is al moeilijk genoeg. Maar pas na inwerking van de vierde dimensie (tijd) wordt de kwaliteit van het werkstuk duidelijk. Blijft het boeien? Komen er nieuwe lagen van betekenis naar voren? Of was de grap na het uitspreken van de clou geconsumeerd en voorbij?
HEBBEN EN BEGRIJPEN
Het misverstand kan bestaan dat als je denkt het concept van een schilderij te “begrijpen”, je het dan “hebt”. Denk ook aan de uitdrukking “ik heb het”, als je een oplossing hebt gevonden. Dat geeft een prettig, voldaan gevoel. Heldere, éénduidige structuren zijn daarom verleidelijk. Maar je hebt dan alleen je eigen, of andermans verhaal in je zak; waarschijnlijk niet de rijkdom van de werkelijkheid of van het werkstuk. Aan de andere kant: iedereen is vrij om uit een schilderij mee te nemen wat hij wil.
SERENDIPITEIT
Studeren vraagt onderzoek. Dat is steeds opnieuw een vraag stellen en die beantwoorden. In dat proces wordt de vraag vaker bijgesteld dan beantwoord. Praktisch gezien is het effectiever om het onderzoek te doen via werkstukken die geen hoger afwerkingniveau hebben dan wat voor de gestelde vraag relevant is (b.v. een reeks schetsen in plaats van een uitgewerkt schilderij). Aan de andere kant speelt bij het schilderen de serendipiteit een hoofdrol; het toeval is een bondgenoot! Sluit die niet uit met een te strikte methodiek.
VOOROPGEZET CONCEPT
Een concept kan vooraf in een werkstuk worden gelegd, of in het proces ontstaan. Een cirkel kan doelbewust met een passer worden getrokken of zich na lang schetsen door een bundel lijnen aftekenen. Beide is mogelijk. Het schilderij wint aan diepte als een concept verschuift of als er meerdere concepten in het spel komen. In dat geval kan de verhouding tussen de verschillende concepten een thema worden. Organisatie blijft wel cruciaal!
GROEI
Uiteindelijk heb je meer aan schilderijen die je in verwarring brengen; die je beeld van de werkelijkheid in beweging brengen; die je werkelijkheid rijker maken. Dat is persoonlijke groei. Maar groei kan pijn doen, en interessante schilderijen zijn misschien niet altijd prettig!
KEN UZELVE!
Zoals in een droom alle actoren aspecten van jezelf vertegenwoordigen, zijn alle aspecten van een schilderij aspecten van jezelf. Je schildert jezelf: je kracht, je onvolmaaktheid, je tegengestelde, je onbeholpenheid en noem maar op. Daarom is schilderen een prachtig middel om jezelf te leren kennen!
SCHILDEREN EN DE VIRTUELE WERELD
Heeft het schilderij in deze tijd nog betekenis? In de Gouden Eeuw was een schilderij een traktatie. Nu worden we overvoerd met beelden. Het antwoord: de zin van het schilderij is groter dan ooit. De doorleving die het heeft brengt de kijker tot zichzelf. Een schilderij in een kamer is in zijn onbeweeglijkheid een rustpunt. De imperfectie geeft toegang tot zelfbeschouwing en blijkt vervolgens misschien essentieel te zijn. En het schilderij is “echt”. Het verbeeldt weliswaar een aspect van de werkelijkheid, maar het is wat het is: een laag verf die iemand met ziel en zaligheid op een doek heeft aangebracht.
OVER STIJL
Stijl is niet essentieel. Kwaliteit en rommel zijn binnen elke stijl te vinden. Het is zinvol om de betekenis en de mogelijkheden van verschillende stijlen te onderzoeken en weer nieuwe combinaties te vinden. Maar het is meer dan “shoppen”; elke stijl vraagt een specifieke vaardigheid en doorleving en zou elk een heel kunstenaarsleven kunnen vergen. Het vraagt een zekere verantwoordelijkheid om een bepaalde stijl te expoiteren!
OVER EEN EIGEN STIJL
Hoewel dat geen keuze hoeft te zijn is er altijd een eigen handschrift. Maar een uitgesproken stijl is het product van verdieping. Ontwikkeling kan ook liggen in verbreding. In dat geval zijn de resultaten minder eenduidig. Het is zaak om steeds een opgave af te bakenen. Heen en weer huppelen van het een naar het ander leidt tot weinig. Maar een verkokerde afdaling tot de aardkern binnen een onwrikbare stijl evenzo. Het gaat om het vinden van een balans. Dat is een van de pijlers van het onafhankelijke kunstenaarschap.
Janwillem Snieder
architectuur en stedenbouw
beeldende kunst